Van geluk gesproken. Na enkele dagen met regen en zelfs hagel, schijnt opeens de zon op het moment van de DCLA-training. Geen enkel excuus dus om niet met volle goesting de sportkledij aan te trekken. Het blijft vrij fris en het zal dus wel lopen worden met lange broek en lange mouwen.
De voorziene opwarming vind ik vrij kort en daarom loop ik eerst enkele (drie dit keer) rondjes op de atletiekpiste. Op die manier kan ik mij rustig opwarmen en dat is bij koud weer geen overbodige luxe. Deze eerste opwarming doe ik nog met een vest. Om 18.15u vertrekken we dan in groep voor de eigenlijke opwarming van een goede drie kilometer. Na analyse blijkt zelfs dat ik sneller gelopen heb tijdens de pré-opwarming op de piste dan tijdens de loop naar het provinciaal domein. Ik kan hier enkel uit besluiten dat het veel beter loopt op een piste dan in groep langs de weg.
De wind blijft wel echt koud en dus krijgen we enkel een korte uitleg over het verloop van de training. Het eerste stuk is alvast nog vrij rustig: een 1500m aan rollend tempo. Wetende dat er daarna nog wel snellere stukken aankomen, gebruik ik deze als extra opwarming. De volgende opdracht luidt: twee maal 700m aan een vlot tempo. Hier blijf ik wel bij de snellere lopers, maar houd mij wel aan het opgelegde tempo en maak er dus geen wedstrijd van. Voor mij (en dus ook voor hen) is 14km/u al een heel vlot tempo. 🙂
Het tweede grote deel van de training bestaat eerst opnieuw uit een 1500m, maar dan 800m rollend (13,4km/u) en 700m vlot (14,3 km/u). Hierna komen er nog twee snelle stukken van 600m, met telkens 400m uitlopen. De eerst 600m (15,6 km/u) blijf ik bij twee collega’s, maar bij de laatste 600m wil ik wel zien wat ik nog kan en loop na 100m van hen weg. Op dit stuk loop ik 16,5 km/u gemiddeld, waarvan het grootste deel aan 17 km/u. Nooit gedacht dat ik dat ooit zou kunnen. Je ziet waartoe een training al niet in staat is. Of is dit nu ook een typisch voorbeeld van “haantjesgedrag”?