Een marathon voorbereiden vereist langere duurlopen. Dit weekend is er hiervoor geen tijd en dus moet de vrijdagavond gebruikt worden voor de wekelijkse langere duurloop. Op vrijdagavond staat er steevast de DCLA-duurloop met de groep van Miel op mijn agenda en deze wil ik toch ook wel doen. Hierdoor beslis ik om eerst op mijn eentje al wat kilometers af te leggen net voor deze groepsduurloop en aansluitend de normale vrijdagse duurloop mee te doen.
Een korte berekening zegt me om iets voor 17u te vertrekken voor mijn eerste gedeelte. Om het gemakkelijk te maken loop ik hetzelfde parcours als de DCLA wintertoer. Ik zorg ervoor dat ik deze afgelegd heb net voor de start van de eigenlijke training. Op die manier kan ik het beschouwen als één lange duurloop, met een korte drinkpauze.
Het is nu wel van belang om de eerste ronde rustig te lopen en goed te beseffen dat ik hierna deze nog eens moet lopen. Ik vertrek dan ook vrij rustig. Na enkele kilometers vind ik mijn hartslag toch iets te hoog en loop nog iets trager. De hartslag zakt effectief en ik kan de snelheid opnieuw iets hoger leggen. Ne enkele hellingen ben ik echt goed opgewarmd en verloopt het verder vrij rustig. Opeens komt er druk op mijn blaas en zou ik moeten plassen. Wat doe je als dit in een wedstrijd gebeurt? Ik stel het nog wat uit. Het gevoel gaat allesbehalve weg, integendeel. Ik besluit om dan toch maar om even een plaspauze in te lassen. De tijd die je daarmee verliest, zal je waarschijnlijk niet kunnen goedmaken, maar het lichaam is me dankbaar en ik loop opgelucht verder.
De tweede helft verloopt zoals met de groep iets sneller. Hier moet ik echt beseffen dat ik zo dadelijk deze afstand opnieuw ga lopen. Ik mag dus niet forceren en nog wat reserve houden daarvoor. Iets over 18u kom ik aan en heb dus nog enkele minuten om iets te drinken en de collega’s ‘dag’ te zeggen. Om 18.15u vertrek ik dan samen met hen voor de normale DCLA duurlooptraining. Er wordt beslist de ronde in omgekeerde richting te lopen. Dat zorgt dan ook voor mij voor een mooie afwisseling. Het is alsof je een volledig andere weg loopt.
De snelheid ligt net iets hoger dan de andere weken op de eerste kilometers. Op dit ogenblik voel ik niet dat ik al een ronde gelopen heb. Na een zestal kilometer ligt de snelheid nog iets hoger en lopen we telkens onder de 5′ min/km. Met nog een viertal kilometer te lopen, wordt er meer en meer versneld. Sommigen nemen dan een iets kortere weg en anderen moeten lossen. Ik begin nu wel goed de vermoeidheid te voelen. De snelheid zakt niet meer onder 13 km/u. De laatste twee kilometers heb ik echt wel moeite om de eerste te volgen. Deze twee kilometer ligt de gemiddelde snelheid ook in de buurt van 14 km/u. Na meer dan 26 km vind ik het nog behoorlijk om in de buurt van de snelste te blijven.
In ieder geval, dit was een mooie duurloop met een stevige en alnge versnelling op het einde. De spaghetti mag komen.