Op deze laatste zaterdag van de maand staat er weer een Natuurloop van Lier geprogrammeerd. Dit keer is het geen halve marathon, maar iets meer: een 25 kilometer. Dergelijke lange afstanden zijn ideaal om je uithouding en conditie eens te testen. Bovendien is het niet alleen voor mij, maar voor velen, een goede test voor de voorjaarsmarathon. Het is een mooie wedstrijd om het geplande marathontempo te testen. Het parcours is voornamelijk vlak en verhard en komt hiermee goed overeen met de meeste marathons.
Voor de start blijft het twijfelen over de juiste kledij. De zon schijnt wel, maar het blijft amper 6°C. Mijn eerste keuze was om enkel met een relatief dunne loopshirt met lange mouwen te lopen. Net voor de start beslis ik om er toch een T-shirt onder te dragen. Op dergelijke lange afstand ben ik niet van plan om echt heel intensief te lopen en dus kan een tweede laagje zeker geen kwaad. Ook omdat de eerste 10 kilometer voornamelijk tegen de NO-wind in zijn, is een tweede laagje toch wel te verantwoorden.
Net voor het startuur begeef ik mij richting de startplaats en loop enkele minuutjes warm. De eerste meters loop ik echt te snel, maar snel probeer ik een rustig tempo aan te nemen. Toch loop ik de eerste kilometer aan 4’35”. Dit is toch wat te snel. Bovendien had ik afgesproken om samen met B. te lopen en dus houd ik mijn snelheid verder in en wacht. De eerste kilometers verlopen met de nodige afwisseling en dus ook met wisselend tempo. De tussentijd na 5K bedraagt 23’24” wat een gemiddelde snelheid van 12,8 km/u inhoudt.
Van kilometer 5 tot 10 is het steeds rechtdoor tegen de koude wind in. Het voelt noch te koud, noch te warm aan. De kledij was voor dit stuk dan toch een goede keuze. Hier lopen we met drie een bijna constante snelheid van 12,2 km/u. Dat zou zeker ook mijn aanvangssnelheid op de marathon moeten worden. De hartslag bedraagt dan rond de 152 hs/min. Net voor de brug die ons naar de andere kant van het kanaal brengt, begin ik al lichtjes te versnellen.
In de andere richting speelt de wind meer in het voordeel en verhoog ik lichtjes mijn snelheid. Ik stroop onmiddellijk de mouwen op en wacht niet tot het te warm zou worden. Mijn hartslag houd ik zo in de buurt van de 155 hs/min. Vanaf dan begin ik aan een serieus inhaalmanoeuvre. Het geeft een bijkomend goed gevoel als je telkens naar iemand kunt lopen zonder dat de hartslag toeneemt. Tot en met kilometer 21 loop ik rond de 13km/u met een gemiddelde hartslag rond de 155 hs/min.
De laatste kilometers verhoog ik mijn snelheid nog wat en kan ik anderen blijven inhalen. De twee eerste vrouwen, die heel de wedstrijd samen gelopen hebben en mij inhaalde na één kilometer, zie ik dan voor mij lopen. Niet veel later laat ik die ook achter mij. Tot en met de laatste meters blijf ik anderen inhalen. De laatste kilometer loop ik nog aan 4’06”.
De conditie zit dus vrij goed. Als nu de pijntjes van de achillespees en hamstring geen roet in het eten gooien, komt op 10 april alles goed!