Dit weekend zijn we 5 weken voor de marathon. Van tapering is nog geen sprake. Integendeel, er moet een lange duurloop gelopen worden, misschien wel dé langste.
Gelukkig heeft een weekend twee dagen. Daags na de duurloop van afgelopen vrijdag, vond ik het te gevaarlijk om opnieuw een lange duurloop te doen. De kans op blessures ligt steeds op de loer en dus nam ik voor alle zekerheid toch maar een rustdagje. Op zondag is er gelukkig ook tijd om me af te zonderen van de familie om zo mijn langeduutraining af te werken. Als scenario houd ik het vrij eenvoudig. Ik kies voor de zekerheid en loop langs een gekend parcours: de Horstroute. Deze route is eigenlijk voor fietsers, maar is eveneens bijzonder geschikt voor duurlopers.
Een vroege vogel ben ik nooit geweest en zelfs voor een lange duurloop sta ik niet vroeger op. Na het ontbijt begin ik me klaar te maken. Naast omkleden, maak ik een isotone drank klaar. Eentje drink ik reeds voor de start; de andere neem ik mee om tijdens het lopen te kunnen bijtanken. Bovendien wapen ik mij met enkele gelletjes om extra energie te kunnen aanspreken.
Na één kilometer moet ik al wat ‘klimmen’. Hierdoor komt de hartslag al vrij snel iets hoger liggen, maar dit kan mij alleen maar ten goede komen, omdat dit ook het scenario wordt in New York. Vanaf de start tot het midden van de brug moet er ook geklommen worden. Dit is zelfs de zwaarste klim van de hele marathon, ook al zal de lichtere klim om het einde veel zwaarder aanvoelen. Met meer dan 20.000 hoogtemeters in 2016 moet ik wel voldoende hellingen gelopen hebben om deze rimpels aan te kunnen.
Toch heb ik na enkele kilometer een probleem. Ik moet plassen! Gaat dit gevoel vanzelf weg? Ik loop nog een tijdje door. Wat als dit gebeurt in New York? Hier heb je niet al te veel mogelijkheden om te gaan plassen. Bovendien vrees ik dat op het parcours alle mobiele toiletten bezet gaan zijn en ik heb zeker geen zin om daar te staan aanschuiven. Veel bomen of struiken zal je in the big city niet tegenkomen. Hoe meer ik aan dit probleem denk, hoe erger of eerder hoe dringender het wordt. Gelukkig zijn er hier wel mogelijkheden genoeg en houd ik ergens halt om me te verlossen van dit gevoel. Het wordt dus heel belangrijk om voldoende keren naar toilet te gaan vóór de start.
Bij deze duurloop probeer ik om het tempo voldoende hoog te houden, zonder te snel te willen lopen. De conditie moet maar uitmaken hoe lang ik dit kan volhouden. Het venijn zit ook vandaag in de tweede helft. Op de wegen richting ‘west’ blaast de wind in het nadeel. Toch blijf ik hier hetzelfde tempo (4’40”) lopen; zelfs de hartslag blijft binnen de perken. De tegenwind zorgt voor extra afkoeling en dit kan dan weer als een voordeel beschouwd worden, als het voldoende warm is, tenminste.
Ondanks het toch wat moeilijker wordt, doe ik er nog een rondje grote en kleine vijver van het provinciaal domein bij. Ik had 33k in mijn hoofd en het moeten er dan ook 33 worden. Ondanks de lange afstand kan ik de snelheid op hetzelfde niveau houden. Ik heb zeker niet genoeg gedronken, want ik heb nog meer dan genoeg in mijn drinkbus. Dit doet me er weer aan denken dat ik tijdens de marathon echt wel meer moet drinken. De inspanning zal er groter zijn en het vochtverlies eveneens. Tijdig de voorraden bijvullen blijft de grote uitdaging.
Uiteindelijk is deze duurloop goed verlopen. Volgende week staat er een 15k wedstrijd gepland, dus geen idee wanneer ik dan een LSD ga lopen.