Na een lange zomer met drie marathon (Boston, Puurs en Chicago) komt de winter eraan met wedstrijden in het veld. DCLA opent dit nieuwe veldloopseizoen.
Vorige winter was een ramp. Na de eindejaarsmarathon, Berlijn 2018 die wel een succes was, bleven de billen, hamstrings en de pezen in die buurt me parten spelen. Dankzij kiné Dennis Laerte werd een een revalidatieperiode ingelast en was ik net op niveau voor het voorjaar. Nu, na een schitterende eindejaarsmarathon, is het opnieuw opletten geblazen. In ieder geval kan ik al opwarmen zonder pijntjes te voelen en eerlijk gezegd, dat doet deugd.
Mijn laatste cross dateert van exact een jaar geleden. ondanks mijn blessure heb ik vorig jaar toch deelgenomen aan de veldloop van DCLA in 2018. Als net geen vijftiger liep ik toen nog met de Masters +35 over een afstand van 6.5km. Dit jaar krijg ik 4,2km voorgeschoteld en ben er eerlijk gezegd niet kwaad om. Ondanks mijn specifieke marathontrainingen van de afgelopen maanden wordt dit totaal iets anders. Lopen tot je niet meer kan en dat volhouden tot de finish.
Voor de start warm ik samen op met enkele collega’s van DCLA mét ervaring. Na een korte opwarming op de weg is het tijd om die spikes aan te trekken en het gevoel van die dunne schoentjes met pinnen terug te krijgen. Het is toch wel een heel andere vorm van lopen. Eerst doe ik enkele voorzichtige versnellingen in de buurt van mijn sporttas om eventueel nog wijzigingen te kunnen aanbrengen, zoals kortere of langere pinnen, veters vaster of losser, … Alles voelt goed en na een laatste stress-plasje ga ik richting start om daar nog wat verder op te warmen met nog korte versnellingen. Bovendien is er nog wat tijd om ‘oude’ bekenden tegen te komen en wat te socializen.
Perfect volgens de regels en op schema wordt de wedstrijd op gang geschoten. In tegenstelling tot de vorige jaren ben ik dit jaar iets beter weg. De ‘oudere’ masters lopen samen met de jongere scholieren en die mannen lopen niet alleen sneller, ze starten vooral ook sneller. Het is in de eerste bochten toch wel wat wringen. Na enkele bochten en smalle loopstroken loop ik opeens samen met Marc Neefs, de winnaar van vorig jaar. Dit kan alleen maar betekenen dat ik zeker snel genoeg gestart ben. Ik sta er helemaal niet bij stil of hij dan wel goed of slecht vertrokken is. In ieder geval is het nu hoog tijd om rustig te blijven want er staan nog wel wat rondjes te wachten. Elk rondje staat voor meerdere bochten, een stevige helling en zelfs enkele hindernissen in de vorm van strobalen.
In tegenstelling tot stratenlopen heb je hier helemaal geen tijd om rond te kijken. De prioriteit ligt vooral in het zoeken van de ideale lijn: zonder putten, plassen, boomstronken of andere obstakels die het lopen kunnen tegenwerken. Zelfs naar de horloge kijken, wordt al moeilijk. Gelukkig hoor ik (als ik het al hoor) het einde van elke afgelegde kilometer. Een eerste kilometer in 3’38” is voor mij echt wel snel en misschien zelfs iets té snel. De hartslag bedraagt intussen al +160 bpm. Dit is een cijfer wat ik op intervaltraining nog niet zag.
Het tweede rondje is het vooral geconcentreerd blijven en de snelheid hoog houden. De tweede km wordt afgeklokt na 3’53”. Dit is nog steeds heel behoorlijk, maar de motor draait warm, hopelijk niet te warm. Met +170bpm in koude en regen komt dit in de buurt van een overdrive. Mijn voorligger heeft intussen al wat afstand genomen en dus is het plaatsbehoud nu mijn prioriteit. Ik hoor niet onmiddellijk iemand achter mij, geen scholier en ook geen master. Pas in de derde ronde lopen we iets verder en is er een 180° bocht waardoor we een goed zicht krijgen op de anderen. Hier merk ik een relatief grote voorsprong op de achterliggers. Het plaatsbehoud moet dus mogelijk zijn. Vertragen is wel niet aan de orde. De ademhaling is de enige die versnelt. Vanaf nu concentreer ik me hierop. Rustig en zo diep mogelijk ademen wordt de hoofdopdracht.
Na vier rondjes bereik ik, toch wel uitgeput de finish. Met een opgelopen achterstand van 30″ kan ik mezelf niks verwijten en had ik zeker geen plaats kunnen opschuiven. Maar welke plaats heb ik nu? Ik heb er totaal geen zicht op. Hoeveel masters waren er nog voor me? Na aankomst hoor ik de speaker iets zeggen en dacht te horen dat mijn voorligger tweede was. Maar dit was te mooi om waar te zijn: hij was derde. Ik word hiermee vierde en val dus net naast het podium.